HOME 한국말
ENGLISH NEDERLANDS
ČEŠTINA PORTUGUESE
ITALIAN RUSSIAN

 

Verborgen Woorden Bahá'u'lláh

Deel 1 - Geopenbaard in het Arabisch

HIJ IS DE HEERLIJKHEID DER HEERLIJKHEDEN

Dit is hetgeen uit het rijk van heerlijkheid is neergedaald, door de tong van kracht en macht is geuit en aan alle Profeten van ouds geopenbaard. Wij hebben het diepste wezen ervan genomen en in het gewaad van beknoptheid gehuld als een teken van genade voor de rechtvaardigen, opdat zij trouw blijven aan het Verbond Gods, in hun leven Zijn vertrouwen niet beschamen en in het rijk van de geest het kleinood van goddelijke deugd verwerven.

1. O ZOON VAN GEEST!

Mijn eerste raad is deze: bezit een rein, warm en stralend hart, dat een aloude, onvergankelijke en eeuwige heerschappij de uwe zij.

2. O ZOON VAN GEEST!

Het meest geliefde in Mijn ogen is rechtvaardigheid. Keer u niet van haar af indien gij Mij begeert, en veronachtzaam haar niet, zodat Ik u Mijn vertrouwen kan schenken. Met haar hulp zult gij met uw eigen ogen zien en niet door de ogen van anderen, uit eigen kennis weten en niet door de kennis van uw naaste. Overweeg in uw hart hoe het u betaamt te zijn. Waarlijk, rechtvaardigheid is Mijn gave aan u en het teken van Mijn goedertierenheid. Houd dit voor ogen.

3. O MENSENZOON!

Verborgen in Mijn onheuglijk bestaan en in de aloude eeuwigheid van Mijn wezen wist Ik dat Ik u liefhad; daarom schiep Ik u, legde Mijn gelijkenis in u en openbaarde u Mijn schoonheid.

4. O MENSENZOON!

Ik had uw schepping lief, daarom schiep Ik u. Heb Mij dus lief, dat Ik uw naam kan noemen en uw ziel kan vervullen met de geest des levens.

5. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Heb Mij lief, dat Ik u kan liefhebben. Indien gij Mij niet liefhebt, kan Mijn liefde u op generlei wijze bereiken. Weet dit, o dienaar.

6. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Uw paradijs is Mijn liefde, uw hemelse woning uw hereniging met Mij. Treed daar binnen en draal niet. Dit is hetgeen voor u is bestemd in Ons koninkrijk in den hoge en Ons verheven domein.

7. O MENSENZOON!

Indien gij Mij liefhebt, keer u af van uzelf en als gij Mijn welbehagen zoekt, sla geen acht op het uwe, opdat gij in Mij sterft en Ik eeuwig in u leef.

8. O ZOON VAN GEEST!

Er is geen vrede voor u, tenzij gij uzelf verloochent en u tot Mij keert. Want het betaamt u, u op Mijn naam te beroemen en niet op de uwe; uw vertrouwen in Mij te stellen en niet in uzelf, daar Ik bemind wens te worden boven al hetgeen is.

9. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Mijn liefde is Mijn burcht, wie daar binnentreedt is veilig en beschut, wie zich afkeert zal zeker verdwalen en teloorgaan.

10. O ZOON VAN OPENBARING!

Gij zijt Mijn burcht. Treed daar binnen, dat gij in veiligheid kunt wonen. Mijn liefde is in u, weet dit, dat gij Mij u zeer nabij zult vinden.

11. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Gij zijt Mijn lamp en Mijn licht is in u. Wees hierdoor verlicht en zoek geen ander dan Mij. Want Ik schiep u rijk en stortte overvloedig Mijn gunst over u uit.

12. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Met de hand van macht schiep Ik u en met de vingers van kracht vormde Ik u. In u legde Ik het wezen van Mijn licht. Wees er tevreden mee en zoek niets anders, want Mijn werk is volmaakt en Mijn gebod bindend. Betwijfel dit niet.

13. O ZOON VAN GEEST!

Ik schiep u rijk, waarom maakt gij u arm? Edel vormde Ik u, waarom vernedert gij u? Uit het wezen van kennis gaf Ik u aanzijn, waarom zoekt gij verlichting bij iemand anders dan Mij? Uit de klei der liefde kneedde Ik u, waarom houdt gij u met een ander bezig? Richt uw blik op uzelf, opdat gij Mij bestendig in u vindt, krachtig, machtig en bij-zich-bestaand.

14. O MENSENZOON!

Gij zijt Mijn rijk en Mijn rijk vergaat niet, waarom vreest gij uw ondergang? Gij zijt Mijn licht en Mijn licht zal nimmer worden gedoofd, waarom vreest gij uw uitdoving? Gij zijt Mijn glorie en Mijn glorie verbleekt niet. Gij zijt Mijn kleed en Mijn kleed zal nimmer verslijten. Volhard in uw liefde voor Mij, dat gij Mij kunt vinden in het rijk van heerlijkheid.

15. O ZOON VAN OPENBARING!

Zie naar Mijn aangezicht en verzaak alles buiten Mij, want Mijn soevereiniteit is eeuwig en Mijn heerschappij vergaat niet. Indien gij een ander dan Mij zoekt, ja zelfs al doorzocht gij voor immer het heelal, zal uw zoeken vergeefs zijn.

16. O ZOON VAN HET LICHT!

Vergeet alles buiten Mij en heb gemeenschap met Mijn geest. Dit is de kern van Mijn gebod, richt u ernaar.

17. O MENSENZOON!

Wees met Mij tevreden en zoek geen andere helper, want niemand dan Ik kan u ooit voldoen.

18. O ZOON VAN GEEST!

Verlang niet van Mij wat Wij niet voor u wensen. Wees dan tevreden met wat Wij voor u beschikken, want dit is wat u ten goede komt, indien gij u daarmee tevreden stelt.

19. O ZOON VAN HET WONDERE VISIOEN!

Ik heb in u een ademtocht van Mijn eigen geest geblazen, dat gij Mij kunt liefhebben. Waarom hebt gij Mij verzaakt en een andere geliefde gezocht dan Mij?

20. O ZOON VAN GEEST!

Mijn recht op u is groot, vergeet dit nimmer. Mijn genade voor u is overvloedig, versluier haar niet. Mijn liefde heeft in u een woning gevonden, verheimelijk haar niet. Mijn licht straalt helder voor u, verduister het niet.

21. O MENSENZOON!

De uitgelezenste vruchten heb Ik voor u bestemd aan de boom van stralende heerlijkheid. Waarom hebt gij u ervan afgekeerd en u met minder tevredengesteld? Keer terug naar hetgeen beter voor u is in het koninkrijk in den hoge.

22. O ZOON VAN GEEST!

Edel schiep Ik u, toch hebt gij uzelf verlaagd. Verhef u tot datgene waarvoor gij werd geschapen.

23. O ZOON VAN DE ALLERHOOGSTE!

Tot het eeuwige roep Ik u, toch zoekt gij het vergankelijke. Waarom keert gij u af van Ons verlangen en volgt gij uw eigen wensen?

24. O MENSENZOON!

Overschrijd niet uw grenzen, noch eis hetgeen u niet betaamt. Buig u deemoedig voor het aangezicht van uw God, de Heer van macht en gezag.

25. O ZOON VAN GEEST!

Stel u niet boven de arme, want hem begeleid Ik op zijn weg en u aanschouw Ik in uw lage staat en verwerp Ik voor immer.

26. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Hoe kunt gij uw eigen fouten vergeten en u met de fouten van anderen inlaten? Wie zo handelt wordt door Mij vervloekt.

27. O MENSENZOON!

Gewaag niet van de zonden van anderen zolang gij zelf een zondaar zijt. Indien gij dit gebod schendt, zult gij verworpen worden, dit betuig Ik u.

28. O ZOON VAN GEEST!

Weet voorzeker dat wie de mensen tot gerechtigheid maant en zelf onrecht pleegt, niet een van de Mijnen is, ook al draagt hij Mijn naam.

29. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Schrijf niemand iets toe dat gij uzelf niet toegeschreven wilt hebben, en zeg niet wat gij niet doet. Dit is Mijn gebod aan u, leef het na.

30. O MENSENZOON!

Wijs Mijn dienaar niet af, wanneer hij u om iets vraagt, want zijn gelaat is Mijn gelaat; wees dus ootmoedig voor Mij.

31. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Geef u iedere dag rekenschap van uw doen en laten, eer gij ter verantwoording wordt geroepen, want de dood zal onaangekondigd tot u komen en gij zult rekenschap moeten afleggen.

32. O ZOON VAN DE ALLERHOOGSTE!

Ik maakte de dood een boodschapper van vreugde voor u. Waarom treurt gij? Ik schiep het licht om zijn luister over u uit te stralen. Waarom sluit gij u ervan af?

33. O ZOON VAN GEEST!

Met de blijde tijding van licht begroet Ik u. Verheug u! Tot de hof van heiligheid roep Ik u, verblijf daarin, dat gij voor immer in vrede kunt leven.

34. O ZOON VAN GEEST!

De geest van heiligheid brengt u de vreugdevolle tijding van hereniging, waarom treurt gij? De geest van macht bekrachtigt u in Zijn zaak, waarom verbergt gij u? Het licht van Zijn aangezicht leidt u, hoe kunt gij verdwalen?

35. O MENSENZOON!

Treur niet, tenzij gij verre van Ons zijt. Verheug u niet, tenzij gij Ons nadert en tot Ons wederkeert.

36. O MENSENZOON!

Verheug u in de blijheid uws harten, dat gij waardig zult zijn Mij te ontmoeten en Mijn schoonheid te weerspiegelen.

37. O MENSENZOON!

Ontdoe u niet van Mijn schoon gewaad en verbeur niet uw deel uit Mijn wondere bron, dat gij niet voor eeuwig zult dorsten.

38. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Volg Mijn wetten uit liefde voor Mij en ontzeg u hetgeen gij begeert, zo gij Mijn welbehagen zoekt.

39. O MENSENZOON!

Veronachtzaam Mijn geboden niet, als gij Mijn schoonheid liefhebt en vergeet Mijn raadgevingen niet, als gij Mijn welbehagen wilt verwerven.

40. O MENSENZOON!

Al doorsnelt gij de onmetelijkheid van de ruimte en doorkruist gij het uitspansel, gij zult geen rust vinden dan in onderwerping aan Ons gebod en deemoed voor Ons aangezicht.

41. O MENSENZOON!

Verheerlijk Mijn zaak, dat Ik u de geheimenissen van Mijn grootheid kan openbaren en u met het licht van eeuwigheid kan verlichten.

42. O MENSENZOON!

Verootmoedig u voor Mij, dat Ik genadig tot u kan komen. Verhef u voor de zegen van Mijn zaak om nog op aarde de overwinning te behalen.

43. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Maak melding van Mij op Mijn aarde, dat Ik in Mijn hemel u kan gedenken. Aldus zullen Mijn ogen en de uwe worden vertroost.

44. O ZOON VAN DE TROON!

Uw gehoor is Mijn gehoor, hoor daarmee. Uw ogen zijn Mijn ogen, zie daarmee. Dan zult gij in het diepst van uw ziel getuigen van Mijn verheven heiligheid en zal Ik in Mij getuigen van een verheven staat voor u.

45. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Zoek op Mijn pad het martelaarschap, tevreden met Mijn welbehagen en dankbaar voor hetgeen Ik beschik, dat gij met Mij kunt rusten onder het baldakijn van verhevenheid achter de tabernakel van heerlijkheid.

46. O MENSENZOON!

Overweeg zorgvuldig. Is het uw wens op uw bed te sterven of als martelaar op Mijn pad uw bloed te vergieten in het stof, en zo de verkondiger te worden van Mijn gebod en de onthuller van Mijn licht in het hoogste paradijs? Oordeel juist, o dienaar.

47. O MENSENZOON!

Bij Mijn schoonheid! Uw haar te kleuren met uw bloed is grootser in Mijn ogen dan de schepping van het heelal en het licht van beide werelden. Streef ernaar dit te bereiken, o dienaar!

48. O MENSENZOON!

Voor alles is een teken. Het teken van liefde is standvastigheid onder Mijn gebod en geduld onder Mijn beproevingen.

49. O MENSENZOON!

De ware minnaar hunkert naar beproeving, gelijk de opstandige naar vergiffenis en de zondaar naar genade hunkert.

50. O MENSENZOON!

Als u geen tegenspoed treft op Mijn pad, hoe kunt gij dan de weg bewandelen van hen die tevreden zijn met Mijn welbehagen? Als beproevingen u niet kwellen in uw verlangen Mij te ontmoeten, hoe wilt gij dan het licht bereiken in uw liefde voor Mijn schoonheid?

51. O MENSENZOON!

Mijn rampspoed is Mijn voorzorg, uiterlijk is het vuur en wraak, doch innerlijk licht en genade. Haast u daarheen, dat gij een eeuwig licht en een onsterfelijke geest zult worden. Dit is Mijn gebod aan u, leef het na.

52. O MENSENZOON!

Mocht voorspoed uw deel zijn, verheug u niet en mocht vernedering uw lot zijn, treur niet, want beide zullen voorbijgaan en niet meer zijn.

53. O O ZOON VAN HET BESTAAN!

Als armoede u overvalt, wees niet bedroefd, want tenslotte zal de Heer van rijkdom tot u komen. Vrees vernedering niet, want eens zal eer uw deel zijn.

54. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Als uw hart hunkert naar deze eeuwige, onvergankelijke heerschappij en dit aloude, eeuwige leven, keer u dan af van deze vergankelijke, snel voorbijgaande soevereiniteit.

55. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Houd u niet bezig met deze wereld, want met vuur toetsen Wij het goud en met goud toetsen Wij Onze dienaren.

56. O MENSENZOON!

Gij verlangt naar goud en Ik wens dat gij u ervan bevrijdt. Gij acht u rijk in het bezit ervan en Ik zie uw rijkdom in uw onthechting eraan. Bij Mijn leven! Het ene is Mijn kennis, het andere uw waan; hoe kan Mijn weg samengaan met de uwe?

57. O MENSENZOON!

Schenk Mijn rijkdom aan Mijn armen, dat gij in de hemel kunt putten uit de overvloed van onverwelkbare pracht en de schatten van onvergankelijke heerlijkheid. Doch bij Mijn leven! Heerlijker nog is het uw ziel te offeren, vermocht gij het slechts met Mijn ogen te zien.

58. O MENSENZOON!

De tempel van het bestaan is Mijn troon; zuiver hem van alles, dat Ik daar kan zetelen en verblijven.

59. O ZOON VAN HET BESTAAN!

Uw hart is Mijn woning, heilig het voor Mijn nederdaling. Uw geest is Mijn plaats van openbaring, zuiver hem voor Mijn verschijning.

60. O MENSENZOON!

Steek uw hand in Mijn boezem, opdat Ik stralend en luisterrijk boven u verrijs.

61. O MENSENZOON!

Stijg op naar Mijn hemel, teneinde de vreugde van hereniging te smaken en met volle teugen de weergaloze wijn te drinken uit de kelk van onvergankelijke heerlijkheid.

62. O MENSENZOON!

Menige dag is verstreken, terwijl gij u bezighield met uw grillen en nutteloze verbeeldingen. Hoelang nog wilt gij op uw sponde sluimeren? Hef het hoofd op uit de sluimer, want de Zon is naar het zenit gestegen, dat ze ook u moge bestralen met het licht van schoonheid.

63. O MENSENZOON!

Het licht straalt vanaf de kim van de heilige Berg op u en de geest van verlichting ademt in de Sinaï van uw hart. Bevrijd u daarom van de sluiers van ijdele verbeelding en treedt Mijn voorhof binnen, opdat gij geschikt zijt voor het eeuwige leven en waard Mij te ontmoeten. Dan kan dood noch afmatting of zorg u deren.

64. O MENSENZOON!

Mijn eeuwigheid is Mijn schepping, Ik heb haar voor u geschapen. Maak haar tot het kleed van uw tempel. Mijn eenheid is Mijn werk, Ik heb haar voor u gewrocht, kleed u daarmee, dat gij voor immer de openbaring van Mijn eeuwigdurend wezen kunt worden.

65. O MENSENZOON!

Mijn majesteit is Mijn gave aan u en Mijn grootheid het teken van Mijn genade. Wat Mij betaamt, kan niemand begrijpen noch iemand onder woorden brengen. Waarlijk, Ik heb dit bewaard in Mijn geheime bergplaatsen en in de schatkamers van Mijn gebod, als een teken van Mijn goedertierenheid jegens Mijn dienaren en van Mijn genade jegens Mijn volk.

66. O KINDEREN VAN HET GODDELIJKE EN ONZICHTBARE WEZEN!

Gij zult verhinderd worden Mij lief te hebben en de mensen zullen in verwarring raken, wanneer zij Mijn naam noemen. Want het verstand kan Mij niet begrijpen, noch het hart Mij bevatten.

67. O ZOON VAN SCHOONHEID!

Bij Mijn geest en bij Mijn gunst! Bij Mijn genade en bij Mijn schoonheid! Al hetgeen Ik u met de tong van gezag heb geopenbaard en voor u met de pen van macht heb neergeschreven, was in overeenstemming met uw ontvankelijkheid en inzicht, niet met Mijn staat en de melodie van Mijn stem.

68. O MENSENKINDEREN!

Weet gij niet waarom Wij u allen hebben geschapen uit hetzelfde stof? Opdat geen mens zich boven de ander zou verheffen. Overweegt te allen tijde in uw hart hoe gij werd geschapen. Daar Wij u allen hebben geschapen uit één en dezelfde stof, rust op u de plicht gelijk één ziel te zijn, met gelijke voeten te lopen, met gelijke mond te eten en in hetzelfde land te verwijlen, zodat uit uw diepste wezen, door uw daden en gedragingen, de tekenen van eenheid en de kern van onthechting kenbaar worden. Dit is Mijn raad aan u, o schare van licht! Volgt deze raad, dat gij de heilige vruchten van de boom van wondere glorie kunt plukken.

69. O GIJ ZONEN VAN GEEST!

Gij zijt Mijn schatkamer, want in u heb Ik de parelen van Mijn geheimenissen en de juwelen van Mijn kennis bewaard. Behoedt ze voor de vreemden onder Mijn dienaren en voor de goddelozen onder Mijn volk.

70. O ZOON VAN HEM DIE DOOR ZIJN EIGEN WEZEN STOND IN HET RIJK VAN ZICHZELF!

Weet, dat Ik u al de geuren van heiligheid heb geschonken, u ten volle Mijn woord heb geopenbaard, door u Mijn milddadigheid heb vervolmaakt en voor u heb gewenst hetgeen Ik voor Mijzelf wenste. Wees dus tevreden met Mijn welbehagen en wees Mij dankbaar!

71. O MENSENZOON!

Schrijf al hetgeen Wij u hebben geopenbaard met de inkt van licht op de tafel van uw geest. Mocht gij hiertoe niet bij machte zijn, put dan de inkt uit het diepst van uw hart. Als gij hiertoe niet in staat zijt, schrijf dan met de karmozijnrode inkt die op Mijn pad is geplengd. Waarlijk, dit is Mij dierbaarder dan al het andere; moge het licht ervan eeuwig stralen.

 

Deel 2 - Geopenbaard in het Perzisch